Paragrafen

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In onderstaande tabel zijn de risico’s gekwantificeerd, waarbij door een inschatting van de kans dat de gebeurtenis zou kunnen optreden het risicoprofiel ontstaat. Overigens kunnen de opgenomen bedragen suggereren dat de risico’s zich in die mate gaan voordoen. Er is echter sprake van inschattingen en de uitkomsten van een kansberekening. De werkelijke uitkomsten zullen hier hoogstwaarschijnlijk in alle gevallen van afwijken.

Omschrijving

Maximale omvang

Kans
(in procent)

Gemiddelde omvang

Risicoprofiel

Gemeentefonds

Uitkeringen Gemeentefonds

6.000

70

3.000

2.100

Grondexploitaties

Grondexploitatie

4.710

Risk-mapping

4.710

4.710

Open-einde regelingen

Wmo

1.700

70

850

595

Jeugdhulp

2.200

70

1.100

770

Bijstandsuitkeringen (BUIG)

3.000

30

1.500

450

Specifieke uitkeringen (niet BUIG)

1.000

30

500

150

Overige

Risico cyberaanvallen

9.900

10

4.950

495

Garantiestellingen

3.800

1

1.900

19

Bodemsaneringen

1.500

10

750

75

Dividend

2.480

10

1.240

124

Bouwleges

1.000

70

500

350

Rente

650

10

325

32

Stikstofproblematiek

PM

Ontwikkelingen in de arbeidsmarkt

PM

Onderwijshuisvesting

Totaal

9.870

Bedragen x € 1.000

Hieronder wordt nader op de risico’s ingegaan.

Gemeentefonds

Uitkeringen Gemeentefonds

De gemeente loopt het risico dat de inkomsten uit het Gemeentefonds lager uitvallen door aanpassingen op Rijksniveau. De inkomsten kunnen tegenvallen door:
1. Ontwikkeling van het accres gemeentefonds
2. Onvoldoende prijscompensatie voor loon- en prijsstijging
3. Een lagere onderbesteding of overbesteding van het btw-compensatiefonds met als gevolg een lagere algemene uitkering uit het Gemeentefonds
4. Rijksingrijpen

Beheersmaatregelen:

De beheersmaatregelen beperken zich tot het voortdurend volgen van de ontwikkelingen van het Gemeentefonds en het actualiseren van de ramingen aan de laatste ontwikkelingen en maatstaven. Daarnaast neemt de gemeente deel aan de overleggen die de VNG organiseert met betrekking tot de ontwikkelingen rondom het gemeentefonds. De wethouder Financiën is tevens Pijlervoorzitter Financiën van de M50 en neemt mede vanuit die positie deel aan het netwerk van bestuurders die hierover contact onderhouden.

Toelichting:

Gezien de macro-economische ontwikkelingen lijkt de kans dat het Rijk de komende jaren zal (moeten) bezuinigen reëel. Wereldwijde ontwikkelingen zoals de voortdurende oorlog in Oekraïne hebben impact op de Nederlandse economie. Dit blijft lastig in te schatten, maar vormt een risico. Het gemeentefonds omvat voor Leidschendam-Voorburg in 2025 ongeveer € 165 miljoen per jaar. Ondanks de voorzichtige raming van de groei (accres), blijft de kans reëel dat de groei van het gemeentefonds (op basis van het historisch BBP) mogelijk lager uitvalt. Een lagere groei van 1% betekent een lagere uitkering gemeentefonds van circa € 1,65 miljoen. Gezien de grote economische onzekerheden schatten we de kans hoog in.

Op basis van prijsstijgingen nemen de gemeentelijke lasten toe. Via de algemene uitkering ontvangen gemeenten jaarlijks compensatie voor loon- en prijsstijging. Het risico bestaat dat er op basis van de nieuwe BBP systematiek niet altijd voldoende compensatie is om de prijsstijgingen op te vangen. Dit kan doordat de compensatie te laag is, maar er kan ook sprake zijn van een tijdelijk tekort doordat compensatie later plaatsvindt dan het prijseffect in de gemeentelijke lasten. Op basis van de inmiddels stabiliserende/ dalende inflatie wordt uitgegaan van een risico van maximaal 1% van de uitkering gemeentefonds, wat neerkomt op € 1,65 miljoen, waarbij de kans hoog wordt ingeschat.

Tot nog toe was er in alle jaren sprake van een onderbesteding van het btw-compensatiefonds. De niet bestede middelen werden dan achteraf verdeeld over de gemeenten via de algemene uitkering. In de begroting is daarom een inschatting gemaakt van de inkomsten die de gemeente ontvangt uit onderbesteding. De afgelopen jaren is er landelijk door de gemeenten een steeds groter beroep gedaan op het btw-compensatiefonds. Het risico bestaat dat er niet langer sprake zal zijn van een onderbesteding en de gemeente de geraamde inkomsten van € 2,7 miljoen per jaar (deels) niet zal ontvangen. Dit risico wordt gemiddeld ingeschat.

Grondexploitaties

Grondexploitatie

Er is een risico dat bepaalde type woningen niet aansluiten op de vraag van de markt, wat leidt tot vertragingen en ervoor zorgt dat het programma niet voldoet aan het beeldkwaliteitsplan.

Beheersmaatregelen:

Het risico wordt gemitigeerd door adequaat marktonderzoek, goede gebiedspromotie en aandacht voor de woonomgeving. Daarnaast vindt er heldere communicatie plaats over de kwaliteit in relatie tot de budgetten.

Toelichting:

Het risicoprofiel is berekend door middel van de Risk Mapping-methode. Het risicoprofiel is bepaald met een waarschijnlijkheid van 80%. Dat wil zeggen dat op basis van de uitgevoerde risicoanalyse, een risicobuffer ter grootte van het berekende risicoprofiel met een waarschijnlijkheid van 80% toereikend is om de financiële risico’s van de grondexploitatie op te vangen. Het risicoprofiel voor Vlietvoorde komt uit op € 1,9 miljoen, het risicoprofiel voor Klein Plaspoelpolder bedraagt € 2,3 miljoen en het risicoprofiel voor De Star bedraagt € 0,51 miljoen. Vertrouwelijke informatie over de risico's wordt opgenomen in het meerjarig programma grondexploitaties (MPG).

Open-einde regelingen

Wmo

De Wmo is een open einde-regeling en kent daardoor geen bestedingsplafond. Hierdoor moet de gemeente ondersteuning blijven leveren aan haar inwoners, ook als het budget niet toereikend is. De verstrekkingen van voorzieningen is gebaseerd op de Wmo en de gemeentelijke verordening voor maatschappelijke ondersteuning. De invoering van een vast tarief voor de eigen bijdragen aan Wmo-voorzieningen per 1 januari 2019 heeft het risico op budgetoverschrijdingen als gevolg van het open einde-karakter van de Wmo verder vergroot doordat gebruik van Wmo-voorzieningen goedkoper en dus laagdrempeliger is geworden.

Beheersmaatregelen:

De gemeentelijke consulenten bepalen aan de hand van onderzoeken of voorzieningen noodzakelijk zijn. Bij het toekennen van voorzieningen wordt vooral gekeken naar wat de inwoners nog zelf kunnen. Door dit maatwerk worden kosten beperkt. De vraag naar zorg uit de Wmo wordt verder voortdurend gemonitord en de budgetten worden periodiek bijgesteld aan de hand van actuele prognoses.

Toelichting:

De omvang van het risico op overschrijding van het Wmo-budget wordt geschat op 10% van het Wmo-budget (Begeleiding, Dagbesteding, Beschermd Wonen, Huishoudelijke ondersteuning, Hulpmiddelen, Collectief vervoer en Woonvoorzieningen). Dit risico zal blijven bestaan zolang de Wmo een open einde-regeling is. In het verleden is er vaker een tekort geweest op de Wmo-budgetten, onder andere vanwege de aanzuigende werking van het vaste tarief voor de eigen bijdrage en wachtlijsten in de GGZ-zorg. De kans op het ontstaan van tekorten op de Wmo-budgetten wordt hoog ingeschat.

Jeugdhulp

Jaarlijks wordt de begroting van de jeugdzorguitgaven geactualiseerd aan de laatste trendmatige ontwikkeling. Het risico bestaat dat deze ontwikkeling van de jeugdzorguitgaven te laag is ingeschat.

Beheersmaatregelen:

Regionaal en lokaal zijn beheersmaatregelen getroffen om de groei van de jeugdzorguitgaven te reduceren. Daarnaast wordt op lokaal niveau de zorgvraag kritisch beoordeeld en vindt meer sturing op de aanbieders plaats.

Toelichting:

De jeugdzorguitgaven zijn sinds de decentralisatie in 2015 jaarlijks fors gestegen. De kostenstijging wordt veroorzaakt door een sterke stijging van de gemiddelde zorgkosten per jeugdige en in mindere mate veroorzaakt door een stijging van het aantal jeugdigen in zorg.

De trend van toenemende kosten lijkt structureel. Groei van de jeugdzorguitgaven blijft een risico en is deels ook het effect van maatschappelijke vraagstukken die landen in jeugdhulp. Als de zorgvraag hoger is dan vooraf ingeschat, blijft de gemeente wettelijk verplicht deze zorg te leveren. Er is zowel lokaal als regionaal een trend zichtbaar waarin de behandelduur en mogelijk de complexiteit van zorg toeneemt. Daarnaast is er voor bepaalde vormen van ondersteuning een wachtlijst. Deze ontwikkelingen hebben als gevolg dat er vaker aanspraak moet worden gedaan op aanbod buiten de regio, met behulp van maatwerkcontracten. Tegelijkertijd is er een risico dat de taakstellende besparing op basis van de landelijke Hervormingsagenda niet wordt behaald.

Met ingang van 2022 is het nieuwe woonplaatsbeginsel ingevoerd. Gebleken is dat bij gemeente Leidschendam-Voorburg de daling van de uitgaven zo goed als gelijk is aan de daling van het budget dat de gemeente van het rijk voor jeugdzorg ontvangt.

De maximale omvang van het risico wordt geschat op 10% van de begrote jeugdzorguitgaven van € 22 miljoen. De kans dat dit risico zich voordoet wordt geschat op 70%.

Bijstandsuitkeringen (BUIG)

In 2022 heeft het Rijk het macrobudget van de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) naar beneden bijgesteld. Sinds dat moment heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg een negatief verschil tussen de verstrekte uitkeringen en de ontvangst van het Rijk (tekort BUIG). De parameters zijn in 2024 voor de gemeente gunstig aangepast, maar er is nog steeds sprake van een structureel tekort.
Het Rijk houdt rekening met een lager aantal uitkeringsgerechtigden dan de gemeente in werkelijk heeft. Het tekort is in de begroting meegenomen, maar het risico is dat door prijsstijgingen of volumecorrecties dit verschil groter wordt.

Beheersmaatregelen:

De gemeente heeft maar beperkt invloed op het aantal uitkeringsgerechtigden, maar er wordt geprobeerd de uitstroom te bevorderen door het inzetten van sollicitatietrainingen, scholing en re-integratietrajecten. Tevens wordt de LKS (Loonkostensubsidie) ingezet om zo werkgevers enthousiast te maken voor het inzetten van bijstandsgerechtigden.

Toelichting:

De verdeling van het macro BUIG-budget vindt plaats op basis van uitgangspunten (aantallen) die het Rijk bepaalt. De LKS is een los onderdeel en wordt bepaald op basis van de uitgaven van het voorgaande jaar. Hiermee probeert het Rijk gemeenten te stimuleren gebruik te maken van dit instrument. Voor het overige deel zijn gemeenten eigen risico-drager. Het Rijk vraagt aan gemeenten wel een gedetailleerde jaarlijkse verantwoording (SiSa), waarmee gecontroleerd wordt of de gebruikte uitgangspunten nog valide zijn. Indien er in drie jaren opeen sprake is van een tekort, kunnen gemeenten in aanmerking komen voor de vangnetregeling. De gemeente Leidschendam-Voorburg opteert in 2024 voor deze regeling.
De maximale omvang van het risico is bepaald op 10% van het BUIG-budget van 2024. De kans dat dit risico optreedt wordt als gemiddeld ingeschat, namelijk 30%.

Specifieke uitkeringen (niet BUIG)

Bij een specifieke uitkering bestaat het risico dat de definitief toegekende subsidie lager uitpakt dan de voorlopige subsidie en/of dat de werkelijke gemaakte kosten de begrote lasten overschrijden vanwege het open einde-karakter van de regeling.

Beheersmaatregelen:

De ontwikkelingen op de diverse regelingen wordt vanuit beleid en de periodieke budgetbewaking in het kader van de P&C-cyclus voortdurend gemonitord. Indien nodig wordt via de tussentijdse rapportages de gemeenteraad verzocht de begroting aan te passen.

Toelichting:

De gemeente ontvangt voor de uitvoering van een aantal specifieke taken, specifieke uitkeringen van de Rijksoverheid of mede-overheden. Sommige van deze specifieke uitkeringen kennen een min of meer structureel karakter, zoals:
· Onderwijsachterstandenbeleid;
· Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BBZ).
Daarnaast zijn er de afgelopen jaren veel nieuwe taken bij gemeenten belegd welke worden gefinancierd door middel van specifieke uitkeringen met elk hun eigen regels over verantwoording. In het hoofdlijnen akkoord (mei 2024) heeft het kabinet aangegeven het aantal specifieke uitkeringen te willen verminderen, hierdoor zou de algemene uitkering gekort kunnen worden met 10%. De precieze invulling van dit plan is nog niet verwerkt in de cijfers van deze begroting.

De financiële omvang van het risico is bepaald op circa 10% van de definitieve beschikkingen 2023. De kans dat dit risico optreedt wordt als gemiddeld ingeschat, namelijk 30%.

Overige

Risico cyberaanvallen

Er is een waarschijnlijk risico op cyberaanvallen die kunnen leiden tot een hack, met als mogelijk gevolg een verstoring van de gemeentelijke dienstverlening of het verlies van persoonsgegevens. Tussen 2019 en 2024 zijn meerdere gemeenten het slachtoffer geweest van een hackaanval, waarvan de meest bekende in het landelijk nieuws zijn gekomen (zoals: Hof van Twente, Lochem, Buren, Neder-Betuwe en Den Haag).

Beheersmaatregelen:

In 2021-2023 is het Uitvoeringsplan Informatiemanagement, -beveiliging en ICT uitgevoerd. Vanaf 2024 en verder wordt er intensief ingezet op de versterking van onze digitale weerbaarheid als gevolg van de Europese NIS2-richtlijn en de aanstaande Nederlandse Cyberbeveiligingswet. De Cyberbeveiligingswet heeft de gemeente als essentiële entiteit verklaard en hierdoor moet de gemeente voldoen aan verregaande eisen op het gebied van informatiebeveiliging in de organisatie, het systeem en de infrastructuur, om zo ook de risico’s op cyberaanvallen te verminderen.

Toelichting:

Het dreigingsbeeld informatiebeveiliging 2023-2024 van de Informatiebeveiligingsdienst (IBD) van de VNG stelt dat de dreiging aanzienlijk toeneemt en dat de gevolgen groter en destructiever zijn. In het dreigingsbeeld van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) uit 2023 is de dreiging voor gemeenten vanwege het aanhoudend conflict in Oekraïne, het professioneler worden van cybercriminelen en de forse toename van kritische kwetsbaarheden in software en systemen, verhoogd van "mogelijk" naar “waarschijnlijk”. Hiernaast kiezen cybercriminelen partij in het Oekraïne-conflict en is de kans toegenomen dat criminele organisaties die eerst enkel op winst uit waren, nu om ideologische of geopolitieke belangen aanvallen gaan uitvoeren op landen die Oekraïne steunen. Voor 2025 zijn er nog geen dreigingsbeelden gepubliceerd, echter zal de dreiging voor de komende jaren onverminderd zijn. De maximale omvang van het risico is gebaseerd op voorbeelden die zich bij andere gemeenten hebben voorgedaan.

Garantiestellingen

Het financiële risico dat de gemeente loopt als een garantienemer niet aan zijn of haar betalingsverplichtingen kan voldoen en de geldverstrekker een beroep doet op de door de gemeente afgegeven garantie.

Beheersmaatregelen:

Bij de afgifte van garanties door de gemeente wordt er gekeken naar de kredietwaardigheid van de partijen. Daarnaast wordt jaarlijks bijgehouden of de garantienemer zijn leningen aflost en welk deel van de garantie dan nog open staat.

Toelichting:

Met het vaststellen van het Treasury-statuut in de Raadsvergadering in januari 2020, is besloten tot een verruiming van het gemeentelijk garantiebeleid. Een actiever garantiebeleid vergt ook een actievere sturing op de risico’s van afgegeven garanties. Tot op heden zijn er geen signalen binnengekomen dat partijen niet aan hun betalingsverplichtingen konden voldoen en is er nooit door geldverstrekkers aanspraak gemaakt op eerder afgegeven garanties. De kans dat het risico zich zal voordoen wordt om die reden als zeer laag (1% van de balanswaarde) ingeschat. De maximale omvang van alle nog openstaande bankgaranties aan instellingen en particulieren bedraagt ultimo 2023 € 3,8 miljoen.

Bodemsaneringen

Er zijn verschillende locaties binnen de gemeente waarvan bekend is dat de bodem verontreinigd is, maar waarvan nog niet duidelijk is of en zo ja wanneer de bodemverontreiniging gesaneerd moet worden. Ook speelt hierbij een rol of de kosten verhaald kunnen worden op de veroorzaker of (voormalige) eigenaar van de vervuilde locatie. Het beheer alsmede de risico’s van de nazorglocatie aan de Nieuwstraat, ligt sinds 2022 bij de provincie en niet meer bij de gemeente. Onverwachte zaken in de bodem, zoals begin 2022 het dumpen van drugsafval in het recreatiegebied Vlietland waarbij de bodem werd verontreinigd, komen vooralsnog maar sporadisch voor. Recent heeft de GGD, op advies van het RIVM, advies gegeven over hoe om te gaan met verhoogde gehalten aan lood in grond om gezondheidsrisico voor kleine kinderen te voorkomen.

Beheersmaatregelen:

Om eventuele risico's te beperken worden door de gemeente bodemonderzoeken uitgevoerd bij aankoop van gronden. Eventuele financiële effecten worden meegenomen in de bepaling van de grondprijs. Om risico’s en onzekerheden inzake de ondergrond (bodem) te verkleinen, worden de komende jaren diverse kaarten gemaakt om voor iedereen (intern en extern) inzichtelijk te maken wat de risico's inzake de bodem zijn. Niet alleen bodemverontreiniging is van belang maar ook Warmte Koude Opslag (WKO), geothermische omstandigheden, draagkracht van de bodem, bodemdaling/verzakkingen, archeologie, enzovoort. De gemeente is bronhouder voor het correct aanleveren van geologische grondboringen, grondwatermeetnet en WKO-installaties aan Basis Registratie Ondergrond (BRO). Jaarlijks legt de gemeente via de Eenduidige Normatiek Single Information Audit (ENSIA) verantwoording af aan het rijk.

Toelichting:

De verschillende financiële risico’s over bodemsanering bedragen, na beoordeling van eerdere inschatting, € 1,5 miljoen.

Dividend

Jaarlijks ontvangen de aandeelhouders van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en Stedin over de gemaakte winst een dividenduitkering. De resultaten van de BNG en Stedin zijn onderhevig aan exogene factoren. Dit kan ertoe leiden dat resultaten en de daarmee samenhangende dividenduitkeringen tegenvallen.

Beheersmaatregelen:

Gedurende de Planning & Control-cyclus worden de ontwikkelingen op dit risico nauwlettend gemonitord en zal de begroting indien nodig worden bijgesteld.

Toelichting:

De kans bestaat dat in enig jaar het dividend tegenvalt door tegenvallende resultaten van de betreffende onderneming. De maximale omvang van het risico van de BNG en Stedin is gelijk aan het verwachte dividend van € 2.480.000 in 2025.

Bouwleges

De inkomsten van de bouwleges worden jaarlijks geraamd op basis van de bouwaanvragen die dan bekend zijn en worden verwacht. Aanvragen worden in de praktijk regelmatig uitgesteld of gaan soms niet door. Ook worden nieuwe aanvragen ingediend waarmee geen rekening is gehouden. Dit maakt de inkomsten voor de bouwleges onvoorspelbaar, waardoor een fasering bij grote bouwaanvragen een significant effect heeft op de begroting.

Beheersmaatregelen:

Periodiek wordt een inschatting gemaakt van de te verwachten bouwaanvragen (projecten). In de tussentijdse rapportages worden mutaties naar aanleiding van deze analyses verwerkt.

Toelichting:

De maximale omvang van het risico is gebaseerd op het begrootte bedrag aan inkomsten in 2025. Bouwaanvragen kunnen mogelijk uitgesteld worden of niet doorgaan. Vooraf is dit lastig planbaar. De maximale omvang van het risico in 2025 wordt ingeschat op € 1.000.000.

Rente

Het renterisico betreft het risico dat de gemeente loopt bij onvoorzien hoge rentestijgingen bij (nieuw) aan te trekken geldleningen.

Beheersmaatregelen:

Op de schatkistrekening staan de overtollige liquide middelen gestald. Bij het aantrekken van toekomstige leningen wordt meer gebruik gemaakt van lineaire leningen. Bij lineaire leningen worden aflossingen meer gespreid over de tijd en neemt ook het renterisico bij herfinanciering af.

Toelichting:

Het is de verwachting dat er in 2025 een beperkt aantal nieuwe langdurige geldleningen wordt aangetrokken. Ten tijde van het samenstellen van de begroting 2025 waren de rentetarieven op de kapitaalmarkt licht dalende. Indien de huidige leningenportefeuille geherfinancierd moet worden tegen een rente die 1% hoger uitvalt, dan is het effect circa € 650.000. De kans dat de marktrente op korte termijn verder fors zal stijgen is onwaarschijnlijk, maar ook, gezien de omstandigheden, lastig in te schatten.

Stikstofproblematiek

Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) vormde de basis om toestemming te verlenen voor bouwplannen en andere ruimtelijke ontwikkelingen die zorgen voor het neerslaan van stikstof in beschermde natuurgebieden. Het PAS bood op voorhand ruimte voor nieuwe ontwikkelingen door vooruit te lopen op de verwachte positieve effecten van toekomstige maatregelen, die de nadelige gevolgen van het neerslaan van stikstof in natuurgebieden zouden moeten verminderen. De Raad van State heeft dit programma echter geblokkeerd. Het PAS als basis voor het verlenen van toestemming voor stikstofdepositie veroorzakende activiteiten, is daarmee weggevallen.

Beheersmaatregelen:

Gedurende de P&C-cyclus worden de ontwikkelingen op dit risico nauwlettend gemonitord en worden zo nodig maatregelen genomen om het risico te beperken of zo veel als mogelijk uit te sluiten.

Toelichting:

Eind 2019 heeft het Rijk naar aanleiding van de PAS-uitspraak aangepaste stikstofregels en de bijbehorende AERIUS-rekentool beschikbaar gesteld. Met deze rekentool wordt de stikstofdepositie als gevolg van bouw- en overige plannen op beschermde natuurgebieden doorgerekend. De nieuwe regels houden in dat bouwprojecten die in de bouw- en gebruiksfase geen stikstofdepositie op daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden veroorzaken boven de drempelwaarde, geen natuurvergunning nodig hebben. Per 1 juli 2021 gold een tijdelijke vrijstelling voor het meerekenen van de bouwfase. In de stikstofberekening hoefde daardoor alleen de gebruiksfase te worden berekend. Inmiddels heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zogenoemde ‘Porthos-zaak’ (zie: Uitspraak 202107079/1/R4 – Raad van State). Zoals al werd verwacht is met deze uitspraak de tijdelijke bouwvrijstelling gesneuveld en moet nu naast de gebruiksfase ook de bouwfase weer worden meegerekend. De AERIUS-rekentool wordt naar aanleiding van jurisprudentie en enkele andere ontwikkelingen regelmatig opnieuw geactualiseerd. De laatste versie van AERIUS is beschikbaar sinds april 2024. De jurisprudentie met betrekking tot stikstofdepositie blijft dus ook nu nog in beweging, waarbij de trend lijkt dat de ruimte voor nieuwe ontwikkelingen verder wordt ingeperkt totdat een meer structurele oplossing voor het beperken van de stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden tot stand komt. Zolang die structurele oplossing op zich laat wachten blijft de onzekerheid over de gevolgen van de stikstofcrisis voor de bouwproductie voortduren.

Een extra onzekere factor hierbij vormt het beleid van het medio 2024 nieuw aangetreden kabinet. Enerzijds suggereert het hoofdlijnenakkoord tussen de coalitiepartijen PVV, VVD, BBB en NSC dat er ruimte moet komen voor ontwikkelingen en ingrepen, die een negatief effect kunnen hebben op de tot nu toe ingezette koers om tot reductie van de stikstofdepositie op kwetsbare natuur te komen. Anderzijds lijkt het hoofdlijnenakkoord juist op dit punt op gespannen voet te staan met nationale en Europese wetgeving en rechtspraak. Het is daarom onduidelijk of en in hoeverre de betreffende onderwerpen uit het hoofdlijnenakkoord doorvertaald zullen worden naar daadwerkelijk regeringsbeleid en wat daarvan de effecten qua stikstofdepositie zullen zijn. Dit kan vertragend uitwerken op het vinden van een structurele oplossing van de stikstofcrisis en dus de onzekerheid over de gevolgen daarvan voor de bouwproductie versterken.

Sinds de PAS-uitspraak van de Raad van State in 2019 zijn alle in Leidschendam-Voorburg concreet lopende bouwplannen en andere ruimtelijke ontwikkelingen, conform de wettelijke eisen, steeds met de actuele AERIUS-versies doorgerekend. In geen enkel geval - tot nu toe -, ook niet na de aanscherping van de rekenmethodiek en nauwkeuriger herberekening, leidde een plan tot overschrijding van de wettelijke drempelwaarde, waardoor het plan niet kon doorgaan of ingrijpend moest worden aangepast.

Met name voor relatief omvangrijke projecten (zoals bijvoorbeeld De Star of Overgoo) blijft het dringende advies tijdig een AERIUS-berekening van de gebruik- én bouwfase te laten uitvoeren en de mogelijkheden voor emissiereductie in zowel de bouw- als de gebruiksfase te verkennen. Alleen zo kunnen de mogelijke risico’s actief en tijdig gemonitord worden en kan waar nodig worden bijgestuurd.

De maximale omvang van dit risico is moeilijk te kwantificeren. Daarnaast is de kans klein dat dit risico zich voordoet.

Ontwikkelingen in de arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt is gespannen. Dat betekent dat het steeds moeilijker wordt om goed gekwalificeerd personeel te vinden en dat de arbeidsmarkt in toenemende mate ook aan gemeentelijk personeel trekt en de uitstroom relatief hoog is. Dit zorgt voor een hogere werkdruk bij personeel, verlies aan kennis en lagere flexibiliteit. Daarnaast kan dit leiden tot vertragingen in projecten of productie. Naar verwachting stijgen de kosten van werving de komende tijd, net als de doorlooptijd van wervingsacties.

Beheersmaatregelen:

Extra inspanningen zijn ingezet om het imago van Leidschendam-Voorburg als werkgever te verbeteren en meer geschikte kandidaten te motiveren om bij Leidschendam-Voorburg te solliciteren. Extra aandacht gaat ook uit naar het beter intern managen van talent en bieden van ontwikkelkansen aan medewerkers om hen langer te behouden.

Toelichting:

Het aantrekken en behouden van geschikte kandidaten kan zorgen voor hogere incidentele wervingskosten of voor hogere inhuurkosten.

Onderwijshuisvesting

Scholen voorzien in adequate huisvesting is een wettelijke taak van de gemeente. Onderwijsprojecten zijn de afgelopen jaren steeds complexer geworden; dit zijn langlopende projecten waarbij de nodige risico’s de kop op kunnen steken die kunnen leiden tot vertraging van het proces. Afhankelijk van de fase waarin de vertraging optreedt, kan deze een kostenverhogend effect hebben.

De eisen die we aan schoolgebouwen stellen worden zwaarder (bijvoorbeeld binnenklimaat en duurzaamheid). Schoolgebouwen moeten aan alle eisen voldoen maar ook de onderwijsvisie(s) kunnen faciliteren. Dit betekent een schoolgebouw waarin de ontwikkeling van kinderen centraal staat en waarin naast onderwijs ook samenwerken met vaste partners in een (integraal) kindcentrum mogelijk moet zijn. De gemeente realiseert hiervoor extra vierkante meters, daar staat een langdurige huurovereenkomst tegenover. Daarnaast is er een toenemende vraag naar ruimte voor bewegingsonderwijs. Dit betekent dat het realiseren van een gymzaal onderdeel wordt van het totaal te realiseren programma.

De komende jaren zijn er diverse scholen die gebouwd of verbouwd moeten worden. Dit zijn veelal grote projecten met aanzienlijke investeringen, hierin zijn de volgende risico's met financiële effecten te onderscheiden:
- Strengere wettelijke eisen (bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid of milieu)
- Bovenwettelijke ambities zonder dekking vanuit een (subsidie-)programma
- Onduidelijkheid over het te realiseren programma ten opzichte van de opgave in het Integraal Huisvestingsplan (IHP)
- Conflicterende belangen van diverse stakeholders bij de ontwikkeling van onderwijshuisvesting (schoolbesturen, gemeente, kinderopvang, overige gebruikers en omwonenden)
- Beschikbaarheid tijdelijke onderwijshuisvesting

Beheersmaatregelen:

- Opstellen uitvoerbaar IHP
- Investeringsoverzicht en planning opstellen en actueel houden
- Bijeenbrengen van budgetten en/of subsidiegelden
- Maken van afspraken met de schoolbesturen over de invulling van het bouwheerschap
- Huisvestingsopgave definiëren door het opstellen van een businesscase (ruimtelijk en financieel)

Toelichting:

Er wordt gewerkt aan het opstellen van een nieuw gecombineerd IHP voor zowel het primair- als voortgezet onderwijs (vaststelling naar verwachting in het vierde kwartaal van 2024). Het IHP heeft een scope van 16 jaar, waarbij voor de eerste vier jaar een uitvoeringsplan wordt gemaakt en een doorkijk wordt geschetst voor de volgende 12 jaar.

Deze pagina is gebouwd op 10/09/2024 13:02:14 met de export van 10/09/2024 12:53:32